Uit: oa.LD Vrijuit, Haagsche Courant van zaterdag 9 augustus 2003

Het parelende vocht is het kleine beetje goede nieuws bij een heleboel slecht nieuws rond het warme jaar 2003. Nog nooit hebben de druiven er zo mooi en in zo grote trossen bij gehangen in de Wittemer Wijngaard op de Kruisberg boven het dorpje Wahlwiller in Zuid-Limburg. Lang leve het warme voorjaar en de hete zomer. Wims partner, Leny van Bavel: "Ik schat dat we nu twee weken vóór liggen op vorig jaar en dus straks veel eerder kunnen gaan oogsten. Daar komt bij dat we in 2002 ook al een uitzonderlijk goede oogst hadden. Voor dit jaar rekenen we zeker op hetzelfde. Trouwens, ik heb nog nooit zo vaak mijn werk aan de wijngaard moeten onderbreken als dit jaar: want poeff, wat is het hier warm geweest de afgelopen weken. Af en toe was het gewoon niet uit te houden."

In 2002 kwamen twaalfhonderd flessen Riesling, Pinot Noir en Müller Thurgau van de Kruisberg, een van de naar schatting zeshonderd wijngaarden in Nederland. Hendriks en Van Bavel leiden hier bezoekers rond en vertellen aan wie het maar horen wil hoe ze wijn verbouwen op deze kalksteen bodem.
Hendriks: "En bijna iedere keer weer is de eerste reactie: wijn in Limburg? Ik wist niet dat het bestond." Reken maar dat het bestaat. Limburg is vanouds het hartland van de Nederlandse wijnproductie, met Wahlwiller als een van de centra. Hier is op 28 september zelfs een heus wijnfeest, compleet met charmant lachende wijnkoningin, en bij deze is iedereen van harte uitgenodigd. Wim, tevens voorzitter van de Vereniging Wijngaardiers Mergelland: "Maar het is nu zo dat het zwaartepunt in de wijnbouw naar boven de rivieren aan het verschuiven is. Door onderzoek in Wageningen, waar geëxperimenteerd wordt met rassen die goed tegen schimmel kunnen, wordt wijnbouw ook in andere delen van het land steeds beter mogelijk."


Omdat het warmer wordt en omdat met name de gevreesde nachtvorst van het voorjaar steeds minder voorkomt. Toch wil Wim niet meteen veranderingen in het klimaat aanroeren als reden voor de toenemende wijnbouw in ons land. "Ik ga dat niet zeggen. Ik wil niet de wetenschappers op mijn dak die komen vertellen dat het onzin is."
Onzin? Steeds minder deskundigen hangen die theorie aan. De gegevens wijzen ook anders uit. De gemiddelde wereldtemperatuur is de afgelopen jaren gestegen, en dat geldt ook voor Nederland. In De Bilt was het begin jaren tachtig gemiddeld rond de 9,5 graad, eind jaren negentig was dat al 10,2 graad. De laatste jaren waren zelfs nog warmer: in 2001 was het gemiddeld 10,4 graad, in 2002 10,8. Het eind van deze ontwikkelingen lijkt nog niet in zicht. Het KNMI verwacht de komende tientallen jaren nog grotere klimaatveranderingen. Volgens het weerinstituut in De Bilt neemt de invloed van de mens toe, waardoor in de loop van de komende eeuw de wereldgemiddelde temperatuur verder stijgt, met één tot zes graden.
Over de oorzaken van de temperatuurstijging zijn de geleerden het niet eens: sommigen wijten die volledig aan het broeikaseffect, anderen menen dat voor een deel ook sprake kan zijn van een historisch gezien niet ongebruikelijke verandering van klimaat.
De consequenties zijn heel divers. Het betekent bijvoorbeeld dat het eenvoudiger wordt wijn te verbouwen in Nederland, maar het heeft daarnaast gevolgen die zich laten lezen als de bijbelse plagen van Egypte. Milieuorganisatie Greenpeace noemt zes mogelijke gevolgen van de temperatuur stijging. Zo neemt het gevaar op overstromingen toe door de stijging van de zeewaterspiegel. De neerslag wordt heviger. Orkanen en cyclonen zullen meer voorkomen. Er komen meer insectenplagen en ziekten, omdat larven de milde zomers overleven. De ijskappen smelten en gletsjers trekken zich terug. En ten slotte verbleekt het koraal in de oceanen als de temperatuur van het zeewater stijgt.

Nu al zijn de gevolgen van de temperatuurstijging in ieders achtertuin te zien, weet ir. Arnold van Vliet. Hij is als fenoloog verbondenaan Wageningen Universiteit. De fenologie bestudeert de jaarlijks terugkerende verschijnselen in de natuur. Volgens hem is de laatste jaren maar al te duidelijk te zien dat de natuur 'vervroegt'. Van Vliet: "Vanaf het eind van de jaren tachtig zie je een temperatuursprong. De eerste honderd, honderdvijftig dagen van het jaar zijn zo'n anderhalve graad warmer." Het meest tot de verbeelding sprekende voorbeeld is ongetwijfeld het sneeuwklokje, vanouds gezien als de profeet van het voorjaar. In 1940 werd het eerste sneeuwklokje in Den Haag gezien op de eerste lentedag, 21 maart. "Maar dit jaar was het eerste sneeuwklokje er gemiddeld voor Nederland op 30 januari, vorig jaar was dat zelfs al op 27 januari. Als je die gegevens vergelijkt met het gemiddelde van 1940 tot 1968 -23 februari- is het sneeuwklokje er tegenwoordig ruim drie weken eerder." Dat lijstje laat zich moeiteloos uitbreiden. "Met name de vroege soorten zijn twee tot drie weken eerder dan vroeger het geval was." Een kleine greep: maarts viooltje vorig jaar op 1 maart, van 1940-1968 op 3 april; speenkruid vorig jaar op 1 maart, van 1940-1968 op 30 maart; brem vorig jaar op 8 april, van 1940-1968 op 11 mei. Een opsomming van die gegevens is leuk en aardig, maar is het ook erg? Van Vliet: "Laat me een klein voorbeeld geven van de mogelijke gevolgen. Van maart tot en met april gaat de berk in Nederland bloeien. Hoe warmer het voorjaar is, hoe eerder dat gebeurt. Veel Nederlanders zijn allergisch voor berkenpollen. Die zijn er door de warmte zo'n twintig dagen eerder. Daardoor krijgen mensen die er vatbaar voor zijn eerder last van hooikoorts. Het probleem is dat het niet eerder ophoudt. De bloei duurt langer en bovendien zijn hooikoortspatiënten vaak gevoelig voor meerdere soorten pollen, die weer wel min of meer op hun gewone tijd bloeien."

Van Vliet bekijkt letterlijk van dag tot dag hoe het staat met de natuur in Nederland. Sinds tweeënhalf jaar jaar bemant hij het project De Natuurkalender. In samenwerking met het VARA-radioprogramma Vroege Vogels en instanties als de Vlinderstichting, SOVON Vogelonderzoek, het Wereld Natuur Fonds en het KNMI wordt precies bijgehouden wat wanneer waar in de natuur gebeurt. De belangrijkste gegevensverstrekkers zijn zo'n drieduizend particulieren, die hun meldingen doen naar de computer in Van Vliets Wageningse kantoor. "Als mensen een sneeuwklokje kunnen herkennen, is het eigenlijk al genoeg. En via de website kan iedereen meekijken met wat er in de natuur gebeurt." Van Vliet zegt met nadruk niet alleen een 'doemverhaal' te willen vertellen.
"Voor heel veel soorten zijn de effecten ook positief. De soortenrijkdom neemt in ons land toe. Maar ik wil niet verhullen dat stijging van de temperatuur mondiaal enorme problemen met zich meebrengt."


Een voorbeeld van de toegenomen soortenrijkdom is de vlinder. Neem de koninginnenpage. Normaal gesproken ziet die vlindersoort niet veel meer van ons land dan Maastricht. Dit jaar is de koninginnenpage gesignaleerd tot in Groningen. Volgens het hoofd van de afdeling onderzoek van de Vlinderstichting, C.van Swaay, gedijt het dier uitstekend dankzij het droge weer. "De omstandigheden waren dit jaar ideaal: niet te veel regen in winter en voorjaar en een vroege zomer, waardoor de eerste generatie al talrijk was. Doordat het droog bleef, is de tweede generatie, die nu rondvliegt, nog groter." Niet alleen de koninginnenpage doet het goed, ook andere soorten als distelvlinder, dagpauwoog en atalanta profiteren volop van het gunstige weer. Volgens fenoloog Van Vliet heeft die rijkdom een schaduwkant. "Het is bijvoorbeeld voor mezen belangrijk dat hun jongen geboren worden in de periode dat de meeste grote rupsen rondkruipen. Door het warme voorjaar komen de rupsen steeds eerder. Als de jonge meesjes uit hun ei komen, zijn
de meeste rupsen al weg. De voedselketen is ontregeld en het is voor mezen steeds moeilijker om genoeg eten te vinden."

Het geeft maar aan dat een deel van de natuur zich wel aanpast, maar een ander deel weer niet - want zo ingewikkeld is het. "Trekvogels die in het zuiden zitten, hebben daar in het voorjaar veel minder last van temperatuurschommelingen. Die blijven waar ze zijn en als ze terugkomen ontdekken ze dat de natuur hier een paar weken voorsprong heeft genomen."
Niet alleen fraai fladderende vlinders, maar ook voor de mens minder aangename beestjes zijn er meer. "De eikenprocessierups, die nare jeuk bij mensen kan veroorzaken, komt tegenwoordig veel noordelijker voor. Vroeger vond je die alleen in Brabant. Bladluis komt eerder te voorschijn, zo'n negen tot negentien dagen, en bladluizen brengen allerlei infecties voor gewassen met zich mee. En dan is er natuurlijk de grotere kans op de ziekte van Lyme, omdat er meer teken zijn die die ziekte kunnen veroorzaken."
Ook de landbouw dient zich van vergaande effecten bewust te zijn. Oogsten kunnen eerder komen en overvloediger zijn, maar ook eerder mislukken. "Als het voorjaar warm is, zie je dat het fruit eerder gaat bloeien. Indien dat gebeurt en er komt een nachtvorst overheen dan gaat de bloesem kapot."


Waar het ophoudt, weet Van Vliet niet. "De voorspellingen gaan er van uit dat het over de hele wereld gezien tot zes graden warmer kan worden. Dat zegt op zich weinig over Nederland. Het is niet ondenkbaar dat de effecten hier groter zullen zijn. Als dat gebeurt, dan krijg je een totaal andere flora en fauna in Nederland en dan kun je eraan gaan denken heel andere gewassen te gaan kweken. Dan kun je op grote schaal wijn gaan verbouwen." In het Limburgse Wahlwiller wordt die visie nog niet gedeeld. Hendriks heeft inmiddels een smakelijke Pinot Noir uit eigen wijngaard ingeschonken. Met een blik richting het weidse dal stelt hij vast dat Nederland altijd een klein wijnland zal blijven. Niet eens zozeer vanwege het klimaat, maar vooral omdat het economisch een taaie klus zal zijn.

Zelf heeft Hendriks de wijnbouw als forse hobby, zijn geld verdient hij als leraar natuur- en scheikunde. "Er zijn wel mensen die in professionele wijnbouw in Nederland geloven, maar daar hoor ik niet bij. Sterker nog: ik dank dat zelfs de Franse wijnbouw het straks heel moeilijk gaat krijgen omdat er zoveel goedkope wijn van goede kwaliteit uit andere landen op de markt komt."
<EL13>Maar mag dat werkelijk de pret drukken? "Met dit weer wordt de wijn van eigen bodem ontegenzeggelijk van betere kwaliteit. Nu al kunnen we ons meten met een goede wijn van de Moezel of uit de Elzas. En dat is natuurlijk altijd mooi meegenomen."

Door Luuk Kortekaas.